Leeuwarder Courant 5 maart – Column van Asing Waldhaus
Rond half elf was het roetkoud in huis. 8 graden, zei de thermometer. De ketel boven maakte geen enkel geluid. Drukken op de resetknop hielp niet, de ketel pufte en gaf het op.
,Dat wordt nu niks meer’’, zei de installateur. Het was vrijdagavond, hij zat aan een borrel. ,,Morgenvroeg moet ik eerst op de kleinkinderen passen en dan kom ik.’’
De volgende ochtend was het nog kouder. De hond liep sidderend rond, mijn vingertoppen en tenen waren gevoelloos na het lezen van de krant.
Bovendien had ik het festival Yiddish waves die middag mijn huiskamer beloofd voor een klezmerconcert. Vijf groepen zouden met een gids langskomen om hier een kwartiertje te luisteren naar Jiddische smartlappen, door zangeres Marie Hoogendam en begeleider Riemer den Ouden.
Maar als het zo koud is kan een kwartiertje lang duren. En voor de muzikanten was het de hele middag. Na alle ontberingen van het Joodse volk door de eeuwen heen hoefde ik er niet nog een aan toe te voegen, vond ik. Dus ik belde de organisatie, om te melden dat het bij mij erg koud was. ,,Kain deiges’’, suste de organisatie. ,,Het zijn artiesten, die zijn wel wat gewend.’’
Gelukkig sleutelde de installateur de ketel vlot uit en weer in elkaar. Er lekte water, de brander was stuk, een buis zat verstopt en toen deed de kachel het weer. Uit dankbaarheid wilde ik ter plekke jajem inschenken, maar het was nog maar ochtend.
Het huis warmde langzaam op toen Riemer en Marie kwamen. ,,Dit gaat best hoor’’, zei Marie. Even later zong ze uit volle borst Papirosn, de jammerklacht van een jonge sigarettenverkoper. Moeder dood, vader raakte zijn handen kwijt, politie slaat hem, zijn zusje stierf in zijn armen en geen mens koopt wat. Het was ook nog eens a kalte nakht. Zo bezien vielen de sores bij mij in huis weer reuze mee.